ECLI:NL:HR:2004:AR3138
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verjaring van schadevergoeding bij asbestgerelateerde ziekte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin [eiser] een voorschot op schadevergoeding vorderde wegens mesothelioom, naar hij stelde veroorzaakt door blootstelling aan asbest tijdens zijn werk bij [A] N.V. van 1958 tot 1961. [Eiser] had Optimodal Nederland B.V. gedagvaard, die de vordering bestreed. De president van de rechtbank te Rotterdam wees de vordering af op grond van verjaring. Het gerechtshof bekrachtigde dit vonnis, waarna [eiser] in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelde dat de vordering van [eiser] op grond van artikel 3:310 BW was verjaard. Het hof had geoordeeld dat het beroep op de verjaringstermijn in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, maar de Hoge Raad bevestigde dat dit niet het geval was. De Hoge Raad benadrukte dat de verjaringstermijn van dertig jaar een objectief en absoluut karakter heeft, en dat er slechts in uitzonderlijke gevallen van kan worden afgeweken. De Hoge Raad concludeerde dat het hof terecht had geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk was dat de bodemrechter de verjaringstermijn onaanvaardbaar zou achten.
De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Optimodal waren begroot op € 1.251,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest bevestigt de strikte toepassing van de verjaringstermijnen in het civiele recht, vooral in gevallen van asbestgerelateerde schadeclaims.