ECLI:NL:HR:2004:AR3104

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39902
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor vennootschapsbelasting en toegang tot de burgerlijke rechter

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van X Beleggingsmaatschappij B.V. voor vennootschapsbelasting en de toegang tot de burgerlijke rechter. De Ontvanger heeft op 21 januari 1999 aan belanghebbende medegedeeld dat hij aansprakelijk wordt gesteld voor een bedrag van ƒ 719.311, gerelateerd aan aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1991 en 1992. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Ontvanger heeft op 16 juli 1999 laten weten dat de bezwaarschriften niet in behandeling worden genomen. Hierop heeft belanghebbende op 27 augustus 1999 beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's Hertogenbosch, dat het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat belanghebbende ten tijde van het indienen van het bezwaar niet de bevoegdheid had om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de aanslagen. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat belanghebbende geen toegang heeft tot de belastingrechter, maar zich moet wenden tot de burgerlijke rechter. De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende verworpen, omdat deze uitgingen van een onjuiste rechtsopvatting. Ook het eerste middel, dat betrekking had op de toerekening van de brief van de belastingdienst, faalde bij gebrek aan belang.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.

Uitspraak

Nr. 39.902
1 oktober 2004
JS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's Hertogenbosch van 11 april 2003, nr. 99/02549, betreffende na te melden aanslagen in de vennootschapsbelasting
1. Aanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof
De Ontvanger heeft bij kennisgeving van 21 januari 1999 op de voet van artikel 49, lid 2, van de Invorderingswet 1990 (hierna: de Wet) aan X (hierna: belanghebbende) medegedeeld dat hij hem op grond van artikel 40 van de Wet, tekst 1999, aansprakelijk stelt voor een gedeelte groot ƒ 719.311 van de aan X Beleggingsmaatschappij B.V. (later genaamd: X Invest B.V.) opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting 1991 en 1992, de bij het opleggen van voornoemde aanslagen opgelegde verhogingen en de beschikkingen inzake heffingsrente.
Belanghebbende heeft tegen die aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt.
De Ontvanger heeft belanghebbende per brief van 16 juli 1999 laten weten dat de bezwaarschriften niet in behandeling worden genomen.
Op 27 augustus 1999 is belanghebbende bij het Hof in beroep gekomen tegen dit besluit, dat door hem werd beschouwd als een schriftelijke weigering van de Inspecteur om een uitspraak op het bezwaar te doen.
Het Hof heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Bij de beoordeling van de middelen moet worden vooropgesteld dat ten tijde dat belanghebbende bezwaar maakte tegen de aan X Beleggingsmaatschappij B.V. opgelegde aanslagen c.a., hij niet aan enige wettelijke bepaling de bevoegdheid kon ontlenen de rechtsmiddelen van bezwaar en beroep aan te wenden tegen die aanslagen.
3.2. Het Hof heeft hieraan de gevolgtrekking verbonden dat belanghebbende ter zake van zijn bezwaren tegen de hoogte van de aanslagen c.a. geen toegang heeft tot de belastingrechter, maar zich dient te wenden tot de burgerlijke rechter. Dit oordeel is juist. De middelen II en III die uitgaan van een andere rechtsopvatting falen derhalve. Omdat het vorenstaande geldt ongeacht of de brief van de belastingdienst van 16 juli 1999 moet worden toegeschreven aan de Ontvanger dan wel aan de Inspecteur, kan bij gebrek aan belang ook middel I niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.