ECLI:NL:HR:2004:AR3100
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de cassatie inzake vennootschapsbelasting en landbouwvrijstelling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 2002, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995. De aanslag, opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 541.895, werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, waarna belanghebbende een conclusie van repliek en de Staatssecretaris een conclusie van dupliek indiende.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Het Hof had geoordeeld dat de betalingen die tot aan de ontbinding van de koopovereenkomst voor landbouwgrond zijn gedaan, niet als een voordeel ter zake van een waardevermeerdering van gronden kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel is door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd en dat de beoordeling van feitelijke aard niet in cassatie kan worden getoetst. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen 2 en 3 ook niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, en is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.