ECLI:NL:HR:2004:AR3090
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenveroordeling in samenhangende belastingzaken
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam tegen uitspraken van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft aanslagen in de roerenderuimtebelastingen voor de jaren 1997 en 1998, opgelegd aan drie belanghebbenden, X1, X2 en X3, voor het genot van woonruimte op respectievelijk een schip en een ark. De Directeur van de Dienst der gemeentebelastingen heeft de aanslagen gehandhaafd, maar het Hof heeft in beroep de uitspraken van de Directeur in verschillende mate vernietigd en de aanslagen verminderd. Het college van B en W heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 oktober 2004 het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraken van het Hof juist zijn en dat de proceskostenveroordeling van de Directeur door het Hof terecht is gedaan. De Hoge Raad bevestigt dat de onderhavige zaken niet als samenhangende zaken kunnen worden beschouwd, omdat niet is voldaan aan de vereisten van nagenoeg identieke werkzaamheden en gelijktijdige indiening van de beroepen. De Hoge Raad wijst de Gemeente Amsterdam aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de beoordeling van samenhangende zaken en de toekenning van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures. De uitspraak biedt duidelijkheid over de criteria die gehanteerd moeten worden bij de beoordeling van de samenhang tussen verschillende zaken en de gevolgen daarvan voor de proceskostenveroordeling.