ECLI:NL:HR:2004:AR3016
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Schending van het recht op een eerlijk proces door het niet verstrekken van geluidsbanden van afgeluisterde telefoongesprekken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1962, had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De kern van het geschil betrof de schending van het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verdediging stelde dat zij niet in staat was gesteld kennis te nemen van geluidsbanden van afgeluisterde telefoongesprekken, die relevant zouden zijn voor de zaak. De verdediging had in eerste aanleg en in hoger beroep verzocht om deze geluidsbanden aan het dossier toe te voegen, maar het Hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet verplicht was om deze geluidsbanden ambtshalve toe te voegen aan het dossier. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld. De Hoge Raad concludeerde dat het verweer van de verdachte niet betrekking had op de voor het bewijs gebruikte tapgesprekken en dat het beroep op schending van het recht op een eerlijk proces niet kon slagen. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.