ECLI:NL:HR:2004:AR2783
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over alimentatie en wijziging van omstandigheden in echtscheidingszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van alimentatie na echtscheiding. De man, verzoeker tot cassatie, had in 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Rotterdam om de alimentatie die hij aan de vrouw, verweerster in cassatie, moest betalen te verlagen naar nihil of een lager bedrag. De rechtbank had eerder in 1996 bepaald dat de man een alimentatie van ƒ 1.400,-- per maand moest betalen. De vrouw ontving sinds januari 2002 een WAO-uitkering en verkeerde in een schuldsanering. De rechtbank wijzigde de alimentatie in 2003 naar € 711,-- per maand, wat de man niet accepteerde en in hoger beroep ging. Het gerechtshof te 's-Gravenhage bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarna de man cassatie aantekende.
De Hoge Raad oordeelde dat de vrouw, ondanks haar schulden en de schuldsanering, recht had op aanvullende alimentatie. De man voerde aan dat de vrouw geen behoefte had aan extra alimentatie, omdat zij slechts één schuldeiser had, de belastingdienst, en dat de alimentatie die hij betaalde, gebruikt werd om deze schuld af te lossen. De Hoge Raad stelde vast dat het hof voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van de vrouw, waaronder haar inkomen en de noodzaak om haar schulden te voldoen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de man, waarbij werd benadrukt dat alimentatiebetalingen aan een schuldenaar in schuldsanering alleen buiten de boedel vallen indien aan specifieke voorwaarden is voldaan. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof, en benadrukte het belang van de financiële situatie van de onderhoudsgerechtigde bij de bepaling van de behoefte aan alimentatie.