ECLI:NL:HR:2004:AR2775
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake ontbinding koopovereenkomst en tekortkoming in nakoming
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een koopovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. van Staden ten Brink, had de verweersters gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam, waarbij zij vorderingen had ingesteld wegens tekortkomingen in de nakoming van de koopovereenkomst van 13 augustus 1997. De verweersters, die niet verschenen, hadden in reconventie de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen wegens wanprestatie door de eiseres. De rechtbank had de vorderingen van de eiseres afgewezen en in reconventie geoordeeld dat de koopovereenkomst was ontbonden.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage bevestigde deze beslissing in zijn arrest van 11 juni 2003, waarbij het hof oordeelde dat de eiseres tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst. De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de feiten en het procesverloop samengevat en geconcludeerd dat het hof onbegrijpelijk had geoordeeld over de ontbinding van de overeenkomst en de tekortkoming van de eiseres. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de verweersters gerechtigd waren tot een door de eiseres te betalen boete van ƒ 51.000,-- wegens de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke motivering door de lagere rechters bij het vaststellen van tekortkomingen en de gevolgen daarvan voor de partijen in een koopovereenkomst.