ECLI:NL:HR:2004:AR2718
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- L. Monné
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor 1 januari 1994
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 1990. De oorspronkelijke aanslag dateert van 31 december 1993, terwijl de navorderingsaanslag is opgelegd op 6 december 1993. De belanghebbende heeft in beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch de navorderingsaanslag aangevochten, waarbij het Hof de aanslag heeft verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 144.238, maar zonder toepassing van een verhoging. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft hierop een conclusie van repliek ingediend, gevolgd door een conclusie van dupliek van de Staatssecretaris.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de belastingaanslag gedateerd is op 6 december 1993 en dat ingevolge het overgangsrecht van de Wet voltooiing eerste fase herziening van de rechterlijke organisatie, het recht van toepassing blijft zoals dat gold vóór 1 januari 1994. Dit betekent dat belanghebbende recht had op rechtstreeks beroep tegen de navorderingsaanslag. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende in zijn beroep kon worden ontvangen en dat het Hof op het beroep ten gronde terecht heeft beslist. De Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 24 september 2004, en de beslissing is genomen door de vice-president en vier raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.