ECLI:NL:HR:2004:AR2713
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Leeftijdsdiscriminatie in de inkomstenbelasting: beoordeling van de toerekening van inkomensbestanddelen aan echtgenoten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juli 2002, nr. BK-01/02060, betreffende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De voorlopige aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 81.878. Na bezwaar tegen deze aanslag, dat door de Inspecteur werd afgewezen, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de klachten van belanghebbende, die onder andere aanvoert dat de toerekening van inkomensbestanddelen aan de echtgenote van de belastingplichtige, indien deze jonger is, in strijd is met het verbod van leeftijdsdiscriminatie zoals neergelegd in artikel 14 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). De Hoge Raad oordeelt dat de klacht faalt, omdat de toerekening niet bedoeld is om de ene echtgenoot in een nadeliger fiscale positie te brengen dan de andere. De tweede klacht van belanghebbende wordt eveneens verworpen, omdat deze geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2004.