ECLI:NL:HR:2004:AR2453

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/244HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over loonvordering en procesbevoegdheid in arbeidsgeschil

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], KUBRA B.V. gedagvaard voor de kantonrechter te Helmond met een vordering tot betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag en overige emolumenten over de periode van 10 maart 1998 tot en met 31 januari 1999, ter hoogte van ƒ 165.037,-- bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. KUBRA B.V. heeft de vordering bestreden en een reconventionele vordering ingesteld, die in cassatie niet meer aan de orde is. Tevens heeft KUBRA een incidentele conclusie tot onbevoegdheid van de kantonrechter te Helmond ingediend, met het verzoek de zaak naar de kantonrechter te Eindhoven te verwijzen. De kantonrechter te Helmond verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de kantonrechter te Eindhoven, die op 19 oktober 2000 de loonvordering van eiser afwees.

Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 14 mei 2003 het vonnis waarvan beroep, voor zover in conventie, heeft bekrachtigd. Tegen dit vonnis heeft eiser cassatie ingesteld. KUBRA heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij mr. M.C.J. Jehee ook optrad voor eiser bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 158,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De klachten die in het middel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

19 november 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/244HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: eerst mr. A.G. Castermans,
thans mr. M.C.J. Jehee,
t e g e n
KUBRA B.V., handelende onder de naam KUBRA KUNSTSTOFFEN,
gevestigd te Nuenen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 16 juli 1999 verweerster in cassatie - verder te noemen: Kubra - gedagvaard voor de kantonrechter te Helmond en - voor zover in cassatie nog van belang - gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kubra te veroordelen om aan [eiser] te voldoen het achterstallig loon, vakantietoeslag en overige emolumenten over de periode 10 maart 1998 tot en met 31 januari 1999 ten bedrage van ƒ 165.037,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf elk tijdstip van de (loon)betalingsverplichting, alsmede te vermeerderen met 7,5% buitengerechtelijke incassokosten over de hoofdsom.
Kubra heeft de vordering bestreden en van haar kant een reconventionele vordering ingesteld, die in cassatie niet meer aan de orde is.
Voorts heeft Kubra een incidentele conclusie tot onbevoegdheid van de kantonrechter te Helmond genomen en verzocht de zaak naar de kantonrechter te Eindhoven te verwijzen.
Nadat [eiser] tot referte had geconcludeerd, heeft de kantonrechter te Helmond bij vonnis van 10 december 1999 in het incident zich onbevoegd verklaard en de zaak ter verdere berechting naar de kantonrechter te Eindhoven verwezen.
De kantonrechter te Eindhoven heeft bij vonnis van 19 oktober 2000 de loonvordering van [eiser] afgewezen.
Tegen laatstvermeld vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Kubra heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 14 mei 2003 heeft de rechtbank, voor zover in cassatie nog van belang, in het principaal beroep het vonnis waarvan beroep, voor zover in conventie gewezen, bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Kubra heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. M.C.J. Jehee, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Kubra begroot op € 158,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 19 november 2004.