ECLI:NL:HR:2004:AR2383
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Huwelijksgoederengemeenschap en verdeling na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na de echtscheiding van partijen, de vrouw en de man. De vrouw heeft de man gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en vorderde onder andere de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en betaling van een bedrag van ƒ 90.000,--. De man heeft de vorderingen bestreden en in reconventie betaling door de vrouw gevorderd. De rechtbank heeft in een eindvonnis bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van ƒ 58.179,64 diende te voldoen. Het hof heeft in hoger beroep de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een tussenvonnis en de vonnissen van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, waarbij de man werd veroordeeld tot betaling van ƒ 969,48 aan de vrouw. De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat partijen in algehele gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. Het huwelijk is op 26 november 1997 ontbonden. De Hoge Raad oordeelt dat de man aan de vrouw een bedrag van € 10.200,44 dient te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof voor zover daarin is bepaald dat de man aan de vrouw ƒ 969,48 dient te voldoen. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de man niet meer dan de helft van de waardevermindering van de woning en de verbeurde dwangsommen kan vorderen, omdat deze al in de verdeling zijn meegenomen. De overige klachten van de man worden verworpen.