ECLI:NL:HR:2004:AR2244

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40234
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en waardering van winstrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999, opgelegd aan X B.V. De aanslag betrof een belastbaar bedrag van ƒ 1.458.774. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat goed koopmansgebruik niet toestaat dat belanghebbende bij de waardering van het winstrecht rekening houdt met een mogelijke liquidatie van de vennootschap onder firma. Het Hof had vastgesteld dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat een liquidatie binnen afzienbare tijd zou plaatsvinden of dat er een behoorlijke kans op liquidatie bestond. De Hoge Raad bevestigde dat bij de waardering van balansposten met toekomstige onzekere gebeurtenissen alleen rekening mag worden gehouden met gebeurtenissen waarvan een behoorlijke kans bestaat dat ze zich zullen voordoen.

De Hoge Raad concludeerde dat de klachten in het cassatiemiddel over het oordeel van het Hof dat het winstrecht geen bedrijfsmiddel is, geen bespreking behoefden wegens gebrek aan belang. Het middel kon om deze reden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is aan de uitspraak van het Gerechtshof gehecht.

Uitspraak

Nr. 40.234
17 december 2004
EC
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 augustus 2003, nr. 02/01811, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.458.774, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 15 juli 2004 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de gebruikswaarde van het onderhavige winstrecht geen waardevermindering ondergaat door technische of economische slijtage waardoor zijn prestatiemogelijkheden in de tijd afnemen. Dit oordeel kan als van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Voorzover het middel inhoudt dat de kostprijs van het winstrecht door middel van afschrijving ten laste van de winst kan komen, faalt het reeds om die reden.
3.2. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat goed koopmansgebruik niet toelaat dat belanghebbende bij de waardering van het onderhavige winstrecht - dat recht geeft op een aandeel in de overwinst van een vennootschap onder firma - rekening houdt met een liquidatie van die vennootschap , nu zij niet aannemelijk heeft kunnen maken dat deze binnen afzienbare tijd wordt geliquideerd of dat daarop een behoorlijke kans bestaat.
In het algemeen mag bij de waardering van balansposten met toekomstige onzekere gebeurtenissen slechts rekening worden gehouden indien een behoorlijke kans bestaat dat die gebeurtenissen zich zullen voordoen. 's Hofs oordeel geeft derhalve geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, het is ook niet onbegrijpelijk.
3.3. Uit het voorgaande volgt dat de in het middel vervatte klachten over het oordeel dat het onderhavige winstrecht geen bedrijfsmiddel is, geen bespreking behoeven wegens gebrek aan belang. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2004.