ECLI:NL:HR:2004:AR2105
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Aanwezigheidsrecht van gedetineerde verdachte in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of de afwijzing van het verzoek van een gedetineerde verdachte om aanwezig te zijn bij zijn hoger beroep terecht was. De verdachte, geboren in Turkije en gedetineerd in Duitsland, had verzocht om zijn zaak aan te houden zodat hij aanwezig kon zijn. Het hof had dit verzoek afgewezen zonder voldoende motivering, ondanks het feit dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheden van het geval, waaronder de gedetineerdheid van de verdachte, niet voldoende in aanmerking zijn genomen door het hof. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De zaak betreft een veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarvoor de verdachte eerder was veroordeeld tot 110 dagen gevangenisstraf. De Hoge Raad benadrukt dat wanneer er aanwijzingen zijn dat een verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te worden berecht, het onderzoek ter terechtzitting geschorst moet worden om de verdachte de kans te geven alsnog aanwezig te zijn. Dit arrest is gewezen op 26 oktober 2004.