3.3. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2003 gehechte pleitnota houdt op de hiervoor onder 3.1 genoemde bladzijden - voorzover hier van belang - in dat de raadsman het volgende heeft aangevoerd:
"58. De bewustzijnsvernauwing zoals die is geconstateerd door de psycholoog bij [verdachte] past geheel in lijn van de in de hierboven genoemde zaken geconstateerde stoornissen. Ook hier immers, is sprake van een van buiten komende druk, die een interne stoornis tot gevolg heeft, welke echter niet als een ziekelijke stoornis van de geestvermogens is aan te merken. De vraag is of deze toestand een psychische drang zoals vereist voor het aannemen van psychische overmacht oplevert.
59. Gezien de ook door de psycholoog geconstateerde wisselwerking tussen de bewustzijnsvernauwing enerzijds en de persoonlijkheidstrekken en weinig ontwikkelde mentale vermogens van [verdachte] anderzijds, meen ik dat van een dergelijke psychische drang in casu sprake is. Ik voel mij in die overtuiging bevestigd door de rapportage en verklaring van dhr. Hoek, die overigens veel meer dan in het pv van het verhoor naar voren komt bij zijn verklaring uitgebreid op deze materie is ingegaan.
60. [Verdachte] is als gevolg van het grote overwicht dat [medeverdachte 1] op hem had, de situatie waarin hij terecht was gekomen, zijn psychische toestand die dat bij hem teweeg bracht en zijn beperkte mentale vermogens onderhevig geweest aan een dwang waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden.
61. Ik wijs er daarbij nogmaals op te waken voor een al te objectieve beoordeling van de psychische toestand waarin cliënt zich bevond. Dit is immers het wezen van de psychische overmacht; dat bezien moet worden niet in hoeverre het objectief onmogelijk was voor een verdachte om een bepaalde psychische drang te weerstaan, maar in hoeverre dat redelijkerwijs van hem gevergd kon en kan worden gezien zijn subjectieve toestand ten tijde van het delict. Dit maakt psychische overmacht tot een schulduitsluitingsgrond, waar objectieve rechtvaardiging tot aanname van een rechtvaardigingsgrond zou moeten leiden.
62. Overigens is de zaak van vandaag ook bijna een klassiek voorbeeld van psychische overmacht nog los van de bovenstaande relatief recente ontwikkelingen die zich zoals gezegd meer op de psyche richten.
Immers, de situatie waarin iemand te horen krijgt dat hij moet helpen bij de vervulling van een strafbaar feit omdat hij anders wat aangedaan wordt, is al sinds jaar en dag het schoolvoorbeeld van een psychische overmachtsituatie.
63. Tijdens de gehele vervulling van het feitencomplex op de avond van 11 april 2002, is de psychische drang, het gevolg van het overwicht en de dreigementen van [medeverdachte 1], op cliënt van toepassing geweest. Dit is uitdrukkelijk door Dhr. Hoek bevestigd tijdens zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris. Het is zelfs aannemelijk dat deze toestand ook in de dagen na 11 april de psyche van [verdachte] nog heeft beïnvloed.
64. Dit leidt ertoe dat [verdachte] een beroep toekomt op psychische overmacht voor wat betreft het gehele hem ten laste gelegde. Voor wat betreft het ten laste gelegde onder 3 dient dat te leiden tot een ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de dader."