ECLI:NL:HR:2004:AR2036

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00395/04 B en 00396/04 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen ongegrondverklaring beklag teruggave inbeslaggenomen voorwerpen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2004 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van klagers tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De klagers, geboren in 1946 en 1945, hadden een beklag ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, met als doel de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. De Rechtbank te Roermond had eerder op basis van artikel 36b, eerste lid onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht, de onttrekking aan het verkeer van deze voorwerpen uitgesproken. De Hoge Raad heeft in de zaken met nummers 01552/04 B en 01553/04 B het cassatieberoep verworpen, waardoor de klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun beroep tegen de beschikking van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien de eerdere beslissing, de klagers niet meer ontvankelijk konden worden verklaard in hun cassatieberoep tegen de ongegrondverklaring van hun klaagschrift. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de ontvankelijkheidseisen in cassatieprocedures, vooral wanneer eerdere beslissingen onherroepelijk zijn geworden. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven door vice-president F.H. Koster en vier andere raadsheren, en is openbaar uitgesproken tijdens de zitting op 14 december 2004.

Uitspraak

14 december 2004
Strafkamer
nr. 00395/04 B en 00396/04 B
SCR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 januari 2004, nummer RK 7604, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
en
[klager 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
Het Hof heeft ongegrond verklaard het door klagers ingediende beklag strekkende tot teruggave van de in bovenvermelde beschikking omschreven voorwerpen.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klagers. Namens deze heeft mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Bij de heden door de Hoge Raad in de zaken nr. 01552/04/B en nr. 01553/04/B gegeven beschikking is het cassatieberoep van de klagers tegen de door de Rechtbank te Roermond op de voet van art. 36b, eerste lid onder 4º, Sr uitgesproken onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen waarop het onderhavige klaagschrift betrekking heeft, verworpen. Gelet op die beschikking kunnen de klagers niet meer worden ontvangen in hun cassatieberoep tegen de beschikking van het Hof houdende de ongegrondverklaring van hun klaagschrift strekkende tot teruggave aan hen van vorenbedoelde inbeslaggenomen - inmiddels onherroepelijk aan het verkeer onttrokken verklaarde - voorwerpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klagers niet-ontvankelijk in hun beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel en J. de Hullu, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2004.