ECLI:NL:HR:2004:AR2036
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen ongegrondverklaring beklag teruggave inbeslaggenomen voorwerpen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2004 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van klagers tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De klagers, geboren in 1946 en 1945, hadden een beklag ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, met als doel de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. De Rechtbank te Roermond had eerder op basis van artikel 36b, eerste lid onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht, de onttrekking aan het verkeer van deze voorwerpen uitgesproken. De Hoge Raad heeft in de zaken met nummers 01552/04 B en 01553/04 B het cassatieberoep verworpen, waardoor de klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun beroep tegen de beschikking van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien de eerdere beslissing, de klagers niet meer ontvankelijk konden worden verklaard in hun cassatieberoep tegen de ongegrondverklaring van hun klaagschrift. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de ontvankelijkheidseisen in cassatieprocedures, vooral wanneer eerdere beslissingen onherroepelijk zijn geworden. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven door vice-president F.H. Koster en vier andere raadsheren, en is openbaar uitgesproken tijdens de zitting op 14 december 2004.