3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) BVH exploiteert een veilingbedrijf. Voordat aangevoerde bloemen kunnen worden geveild, moeten zij worden "verwerkt" (veilingklaar gemaakt).
(ii) Gedurende de veilingseizoenen 1990/1991 tot en met 1997/1998 heeft [eiseres] in opdracht van (aanvankelijk: de rechtsvoorgangster van) BVH anjers uit Spanje en aanvankelijk, tot het seizoen 1994/1995, tevens anjers uit Turkije verwerkt. Partijen hebben voor elk van die seizoenen, uitgezonderd het seizoen 1996/1997, telkens een afzonderlijke, op schrift gestelde overeenkomst gesloten.
(iii) De tussen partijen gesloten schriftelijke overeenkomsten die betrekking hebben op de seizoenen 1994/1995, 1995/1996 en 1997/1998 zijn getiteld "Overeenkomst verwerking importproducten" (hierna: de Overeenkomsten) en houden onder meer het volgende in:
"(...)
Artikel 1 / Verwerking importproducten
[eiseres] verwerkt de anjers die zijn aangeleverd op water in aquadoos of exportcontainer vanuit Spanje bestemd voor veilcentrum Naaldwijk gedurende de looptijd van deze overeenkomst.
Artikel 2 / Personeel
1. [Eiseres] zal ten behoeve van het goed verwerken van deze producten te allen tijde voldoende personeel beschikbaar hebben en houden volgens de door de Veiling te verstrekken globale weekplanning. Het is [eiseres] bekend dat het werkelijke aanvoerpatroon enorm kan afwijken van het geprognostiseerde aanvoerpatroon.
2. (...)
Artikel 9 / Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst heeft een looptijd van (1994/1995 en 1995/1996: zeven maanden; 1997/1998: één jaar), ingaande op (...) en derhalve eindigende op (...). De overeenkomst eindigt alsdan van rechtswege, zonder dat hiervoor opzegging vereist is.
2. Tussentijdse beëindiging is evenwel ook mogelijk. Dit kan echter slechts geschieden per aangetekend schrijven met inachtneming van een opzegtermijn van zes weken. Opgaaf van redenen is niet vereist.
3. De partij die ten aanzien van het bovenstaande in dit artikel in gebreke blijft is gehouden de daardoor ontstane schade bij de andere partij, welke bestaat in gederfde inkomsten dan wel extra uitgaven, te vergoeden.
Artikel 10 / Overmacht
Binnen het kader van deze overeenkomst wordt als overmacht aangemerkt:
a. (...);
b. (...);
c. een lagere aanvoer over de totale periode dan bij het aangaan van deze overeenkomst was verwacht.
(...)".
(iv) Bij brief van 26 maart 1998 heeft [eiseres] het volgende aan BVH geschreven:
"(...)
Met ingang van 1 oktober 1997 hebben wij met u een overeenkomst gesloten voor de verwerking van Spaanse anjers. Volgens artikel 1 van deze overeenkomst moesten wij verwerken "de Spaanse anjers die zijn aangeleverd op water, in aquadoos of meermalig veilingfust, vanuit Spanje bestemd voor veilcentrum Naaldwijk". Deze formulering kan naar onze mening niet anders inhouden dan dat bedoeld is dat alle anjers die aan voormelde omschrijving voldoen door ons zullen worden verwerkt.
Sinds enige tijd worden echter de anjers die afkomstig zijn van de Coöperatie "Santo Domingo" niet meer door ons, maar door anderen verwerkt. Dit is in strijd met de overeenkomst (...). Bovendien is daardoor een zeer groot deel van onze omzet weggevallen, hetgeen de facto bijna neerkomt op beëindiging van de overeenkomst. Weliswaar voorziet de overeenkomst in tussentijdse beëindiging, maar daar had toch een reden voor moeten zijn en ook had een opzegtermijn van zes weken in acht genomen moeten worden. (...)
Weliswaar zijn wij erin geslaagd de weggevallen omzet gedeeltelijk op te vangen door ook voor anderen te gaan verwerken. Maar toch hebben wij door deze gang van zaken ernstige schade geleden. Vanzelfsprekend zullen wij blijven proberen deze schade zoveel mogelijk te beperken maar voor het resterende gedeelte moeten wij u aansprakelijk houden. (...)"
(v) Op 24 augustus 1998 hebben partijen gesproken over een door BVH aan [eiseres] te betalen schadevergoeding. Op 4 september 1998 heeft BVH aan (de advocaat van) [eiseres] te kennen gegeven bereid te zijn tot het voeren van onderhandelingen over zo'n schadevergoeding. Op 13 oktober 1998 heeft [eiseres] aan BVH voorgesteld dat BVH aan [eiseres] een bedrag van ƒ 750.000,-- zal betalen, welk voorstel door BVH is afgewezen.