ECLI:NL:HR:2004:AR0254
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake privatisering en boetebepalingen in geldleningsovereenkomsten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Electrabel Nederland N.V. (Epon) en OHRA Levensverzekeringen N.V. (Ohra). De zaak betreft een geschil over de betaling van boetes die voortvloeien uit geldleningsovereenkomsten, waarbij Epon in 2000 in private handen is overgegaan. Ohra vorderde betaling van een bedrag van ƒ 950.000,--, vermeerderd met wettelijke rente, en andere kosten, na het beëindigen van de overeenkomsten door de privatisering van Epon. De rechtbank te Zwolle had de vorderingen van Ohra afgewezen, maar het gerechtshof te Arnhem vernietigde dit vonnis en veroordeelde Epon tot betaling van € 431.091,20, vermeerderd met rente en kosten. Epon heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft het beroep van Epon verworpen en geoordeeld dat de boetebepalingen in de overeenkomsten zijn bedoeld om de schade te vergoeden die Ohra lijdt door de privatisering van Epon. De Hoge Raad oordeelde dat de privatisering een gebeurtenis is die leidt tot het verschuldigd worden van de contractueel voorziene boete, ongeacht of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten. De Hoge Raad heeft de argumenten van Epon over matiging van de boete verworpen, en geoordeeld dat de schade die Ohra heeft geleden door de privatisering voldoende aannemelijk is gemaakt. Epon werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Ohra zijn begroot op € 4.895,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.