ECLI:NL:HR:2004:AR0232

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/183HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Stichting Administratiekantoor voor het Beheer van de Aandelen CAG tegen verweerders in cassatie

In deze zaak heeft de Stichting Administratiekantoor voor het Beheer van de Aandelen CAG (hierna: CAG) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een vordering van CAG tegen de verweerders, die in eerste instantie door de rechtbank te Arnhem zijn afgewezen. CAG had in eerste instantie een bedrag van ƒ 200.000,-- gevorderd, later vermeerderd met ƒ 1.520.000,--, en daarnaast veroordeling van de verweerders in de kosten van het geding. De verweerders hebben de vordering bestreden en in reconventie een tegenvordering ingesteld. De rechtbank heeft CAG in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren, maar heeft uiteindelijk de vorderingen van CAG afgewezen.

CAG heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft CAG niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep tegen een eerder vonnis en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd voor zover het de vordering tegen een van de verweerders betreft. Het hof heeft echter de vordering tegen de andere verweerder gedeeltelijk toegewezen, waarbij een bedrag van € 18.151,21 is toegewezen, vermeerderd met rente. CAG heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft de cassatieklachten van CAG verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft CAG bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 996,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, E.J. Numann en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman op 12 november 2004.

Uitspraak

12 november 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/183HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR VOOR HET BEHEER VAN DE AANDELEN CAG,
gevestigd te Hurwenen, gemeente Maasdriel,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats], Schotland,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: CAG - heeft bij exploot van 31 juli 1996 verweerders in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [verweerder 1] en [verweerster 2], dan wel gezamenlijk: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, [verweerder] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan CAG te betalen een bedrag van ƒ 200.000,--, later vermeerderd met een bedrag van ƒ 1.520.000,-- in hoofdsom, te vermeerderen met de BTW, boetes en de wettelijke rente met veroordeling van [verweerder] c.s. in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van een ten laste van [verweerder] c.s. gelegd conservatoir beslag.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden en hunnerzijds in reconventie gevorderd voormeld beslag op te heffen met veroordeling van CAG om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hen te betalen een bedrag van ƒ 1.500,-- ter zake van processuele bijstand.
CAG heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 maart 1998 in conventie en in reconventie CAG tot bewijslevering toegelaten. Na enquête en contra-enquête heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 23 december 1999 in conventie het getuigenverhoor aan de zijde van CAG heropend en bij eindvonnis van 26 oktober 2000 zowel in conventie als in reconventie de vorderingen afgewezen.
Tegen de vonnissen van 23 december 1999 en 26 oktober 2000 heeft CAG hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Bij memorie van grieven heeft CAG haar eis gewijzigd en vermeerderd en primair gevorderd [verweerder] c.s. te veroordelen tot betaling aan haar van (a) ƒ 200.000,-- met de wettelijke rente en (b) ƒ 1.520.000,-- met de wettelijke rente, en subsidiair ƒ 500.000,-- bij wege van voorschot op de door hen te betalen schadevergoeding c.q. het positieve contractsbelang, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie vaststelt.
Bij arrest van 23 april 2002 heeft het hof, rechtdoende in hoger beroep:
- CAG niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep tegen het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank te Arnhem van 23 december 1999;
- het vonnis van 28 oktober 2000 bekrachtigd, voor zover in conventie gewezen tussen CAG en [verweerster 2] met dien verstande dat de proceskosten in conventie, waarin CAG werd veroordeeld, aan de zijde van [verweerster 2] tot aan die uitspraak werden bepaald op € 1.580,29 voor griffierecht en op € 2.121,42 voor salaris procureur;
- laatstgenoemd vonnis vernietigd, voor zover in conventie gewezen tussen CAG en [verweerder 1], voor zover daarin was afgewezen de vordering tot veroordeling van [verweerder 1] om aan CAG ƒ 200.000,-- te betalen en voor zover CAG daarin is veroordeeld in de kosten van het geding, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- [verweerder 1] veroordeeld om aan CAG tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 18.151,21, te vermeerderen met een boeterente over dat bedrag gelijk aan de wettelijke rente vermeerderd met 15% ingaande 25 oktober 1994 tot en met 24 oktober 1995, en vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 18.151,21, ingaande 25 oktober 1995 tot aan de dag der voldoening;
- de proceskosten van het geding in eerste aanleg in conventie aldus gecompenseerd, dat CAG en [verweerder 1] ieder de eigen kosten dragen;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
dat vonnis in reconventie vernietigd voor zover daarin de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- [verweerder] c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie tot aan de dag van de uitspraak van het voormelde vonnis aan de zijde van CAG bepaald op € 780,50 wegens salaris procureur;
- de kosten van het hoger beroep in die zin gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt, en
dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft CAG beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaaat van CAG heeft bij brief van 17 september 2004 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt CAG in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 996,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 12 november 2004.