3.4. Het Hof heeft in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd voorts omtrent de gestelde onverenigbaarheid van het daderschap van de aanvrager en de verklaringen van [slachtoffer 2] omtrent het signalement van de dader het volgende overwogen:
"12.4.1. De raadsman voert aan dat de verdachte niet voldoet aan het door [slachtoffer 2] opgegeven signalement van de dader, dat [slachtoffer 2] een geheel ander type persoon beschrijft dan de verdachte, dat [slachtoffer 2] de dader goed heeft kunnen zien omdat hij bij de rechter-commissaris zegt dat de man, [slachtoffer 1] en hij dichtbij elkaar in het bosje zaten, dat [slachtoffer 2] verdachte als beller van 112 beschrijft maar hem blijkens zijn verklaring bij de rechter-commissaris nooit als de dader aanwijst, dat de verklaring van [slachtoffer 2] te dezen betrouwbaar is en dat niet moet worden afgegaan op de in 2001 door dr Hees- Stauthamer uitgebrachte rapportage, omdat zij toen nog niet beschikte over de verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris afgelegd.
12.4.2. Zoals de rechtbank op pagina 5 e.v. 'onder het kopje "De betekenis van het signalement" heeft overwogen, heeft [slachtoffer 2] in de ambulance geen signalement van de dader gegeven en heeft hij verklaard dat hij niet naar de man heeft gekeken. Daarna heeft [slachtoffer 2] in de loop van de vele van hem afgenomen politieverhoren desgevraagd een aantal malen beschrijvingen van de dader gegeven. (...)
Bijvoorbeeld:
G3-1 (d.d. 23-6-2000)
I. Weet jij nog een beetje hoe die man eruit zag?
S. "... die had heel veel puistjes op ... en hij had lichtbruin haar... hij was wel bleek. Hij had af en toe een rooie plek.
I. Hij had af en toe een rooie plek?
S. Ja, zijn huid was op sommige plekken een beetje rood.
...Ja, in zijn gezicht... Voor de rest was hij heel wit, heel wit.
Ik denk dat hij een jaar of 25 was...
I. Heb jij verder nog iets aan zijn gezicht opgemerkt? Of hij een baard had of een snor of een bril?
S. Nee... Alle drie niet...
I. ...kleur van zijn haar?
S. Ja dat was gewoon licht bruin. Hij had stekeltjes... Ja, een beetje stekeltjes... hij had overal haar...
I. ... of hij misschien nog iets in zijn oor had zitten... Een heleboel mensen hebben ringen in hun oor...
S. Echt niet op gelet.
G3-2 (d.d. 25-6-2000)
I. Hoe lang was die man heb jij daar enig idee van?
S. Ik denk 1 meter 80 of zo, normale lengte.
I. Wat voor kleur haar ...?
S. Een beetje donker bruin... Het was echt vol haar, dat wel... Het was wel een beetje stekeltjes... Hij was nog niet zo oud... 25 of zo
I. ... was het een dikke man, was het een hele dunne man
S. Nou, niet echt dun, niet echt dik... beetje gewoon... Nee geen snor, geen baard. Heel veel puistjes.
I. Heel veel puistjes?
S. Ja echt heel veel puistjes, onverzorgde puistjes, open gekrabde puistjes, ontstoken puistjes, zwarte puistjes...op zijn neus, op zijn kin, op zijn wangen, op zijn voorhoofd...
I. Oorbellen gezien?
S. ...Volgens mij had hij een oorbel...
I. Waren er nog bijzondere dingen aan die man te zien of te horen...
S. Ja, die puistjes vielen heel erg op ...En hij was heel erg wit... Ja, echt heel bleek, dat viel ook op...
G3-4 (d.d. 4-7-2000)
I. Zullen wij eens even kijken, het signalement van die man.
S. Ja. Hij was heel erg wit, heel erg wit ... heel erg veel puisten....
I. ...lengte haar
S. Redelijk kort... toch wel net ietsje meer van stekels... nee geen stekeltjes...
(vervolgens wordt door [slachtoffer 2] en interviewer gekeken op foto's van mensen met diverse gradaties acné)
I. Nou gaat het even om de puisten die ie had?... Kijk, je ziet hier zwarte, opengekrabbelde, hier zie je gele, gele, zwarte
S. Nou het was niet echt rood. Maar ook gewone puisten... hij gewoon van die kleine puistjes. Niet van die grote bobbels...
I. Opengekrabde puisten heb je in een eerder gesprek al gezegd.
S. Ja. Nou niet echt. Kijk als je gewoon puisten heb, je kan er heel veel hebben. Maar het waren echt, het waren niet van die bobbels of zo. Het waren echt gewoon puisten. Het waren echt gewoon puistjes heel veel...Ik denk dat het eerder gewone puisten waren die gewoon niet verzorgd waren....
De verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 20-3-2001 brengt wat betreft de beschrijving van de dader ten tijde van het verblijf in de bosjes geen nieuwe gezichtspunten naar voren. Met betrekking tot de man op de fiets die 112 belde verklaart [slachtoffer 2]:
"En die was op de fiets, en ... er was er nog een die was iets jonger en ... die had wel een mobieltje die zat ook op de fiets en die had ... stekeltjes haar en die had de politie gebeld en de ambulance... ja die was niet echt super jong, 20 of zoiets was misschien wel in de 30, 40... eh normale lengte... was niet super dun hij was ook niet super dik, normaal..."
12.4.3. Uit deze fragmenten blijkt zowel van overeenstemmingen als van tegenstrijdigheden, in het bijzonder wat betreft de waarnemingen aangaande de (ernst van de) puistjes/rode vlekken al dan niet in combinatie en de bleke huidskleur.
In dit verband heeft de deskundige psycholoog Bullens op 9 maart 2001 bij de rechter-commissaris als volgt verklaard:
". .wanneer je de kern van de gebeurtenissen afzet tegen de zogenaamde perifere gebeurtenissen, ... moet je je verplaatsen in hetgeen [slachtoffer 2] als kern respectievelijk perifeer heeft ervaren... De raadsman vraagt mij ... naar het door [slachtoffer 2] gegeven signalement, met name ten aanzien van de door hem beschreven "puisten"... Het is natuurlijk duidelijk dat voor de politie het zo snel mogelijk verkrijgen van een signalement een kernzaak was. Voor [slachtoffer 2] was dat vermoedelijk perifeer. [slachtoffer 2] heeft daarover, zo blijkt uit de transscripties van de verhoren, lopen "zeiken", wat in dit verband een aanwijzing is, naar mijn oordeel, dat hij dat als perifeer heeft ervaren. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de passages waar het gaat om "inhammen" op het voorhoofd van de dader. Wanneer de politie hem confronteert met zijn wisselende verklaringen over de vraag of de dader een pet op had (de ene keer verklaart [slachtoffer 2]: "pet op" en de andere keer: "pet af") en hem vraagt hoe hij dan kan weten of de dader "inhammen" had, dan vindt [slachtoffer 2] dat kennelijk ook "gezeik"... Op de vraag van de raadsman of dat ook geldt met betrekking tot wat [slachtoffer 2] heeft verklaard over de "puisten" antwoord ik dat die verklaringen moeten worden gezien tegen de achtergrond van de vraag in welke mate [slachtoffer 2] het gezicht van de verdachte goed heeft kunnen zien en in het besef dat [slachtoffer 2] heel erg bezig was met het redden van zijn eigen hachje en dat zijn verklaringen op dit punt eerder als consistent dan als inconsistent moeten worden gezien, maar dat daarbij tevens van belang is dat die verklaringen voor de politie weliswaar belangrijk waren, maar voor [slachtoffer 2] vermoedelijk meer een perifeer "detail"...
12.4.4. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] in het dossier blijkt dat hij de dader alleen korte tijd heeft kunnen waarnemen, en wel gedurende zijn gedwongen verblijf samen met [slachtoffer 1] en de dader in de bosjes, dat de dader toen in gehurkte/zittende houding was, en dat de levensbedreigende gebeurtenissen toen een aanvang hadden genomen, waarvan [slachtoffer 2] zich bewust was.
In haar rapport van 12-3-2001 schrijft dr J.C. Hees-Stauthamer over het "Totstell-reflex" in dit verband het volgende:" Zoals wel vaker beschreven wordt is ook bij [slachtoffer 2] de visuele waarneming meer vernauwd (tot "tunnelvision") dan de auditieve waarneming. Over wat hij heeft gehoord weet hij veel meer te vertellen.... " Met betrekking tot de mate van betrouwbaarheid schrijft deze deskundige onder meer:" ...Bovendien is het reëel om te beseffen dat een verklaring van traumatische gebeurtenissen in details altijd wel ongerijmdheden en onjuistheden kan bevatten..." en onder de conclusie schrijft zij onder meer: "Ook al zijn er in het verhaal van [slachtoffer 2] wel eens details die tegenstrijdig zijn, gebeurt dat niet in een sterkere mate dan te verwachten bij het navertellen van schokkende ervaringen. De grote lijnen zijn evenwel consistent".
12.4.5. Het hof neemt het door deze deskundigen opgemerkte tot uitgangspunt, en is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] betreffende de in de bosjes waargenomen dader niet onverenigbaar zijn met de physionomie van de verdachte, zoals deze blijkt uit de zich in het proces-dossier bevindende - en van zomer 2000 daterende - foto's van verdachte. Wat betreft de waarnemingen van [slachtoffer 2] betreffende de man die op de brug, gezeten op een fiets, 112 belde moet worden bedacht dat [slachtoffer 2] toen net uit de bosjes kwam en zich alstoen kennelijk (vide G49-1) in een staat van beperkte waarneming bevond, terwijl verdachte zich bovendien op enige afstand van hem ophield.
12.4.6. De stelling van de raadsman dat [slachtoffer 2] "een geheel ander type persoon beschrijft" wordt door het hof dan ook niet onderschreven. Het daderschap van verdachte is dan ook niet onverenigbaar met de verklaringen van [slachtoffer 2]."