ECLI:NL:HR:2004:AQ8933

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00684/04 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in cassatie tegen beschikkingen ex art. 32 Sv

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda, gedateerd 30 januari 2004. De Rechtbank had het bezwaarschrift van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit gericht was tegen andere stukken dan die waarvan inzage was verzocht. Het bezwaarschrift werd echter gegrond verklaard voor wat betreft de inzage in het aanmeldingsformulier fiscale delicten en de verslagen van het selectie- en tripartiete overleg. De Officier van Justitie heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in het cassatieberoep. Dit is gebaseerd op artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie tegen beschikkingen slechts openstaat indien een vordering niet is toegewezen. Aangezien de bestreden beschikking niet is gegeven op een vordering van het Openbaar Ministerie, maar op een bezwaarschrift van de verdachte, kan de Officier van Justitie niet worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad bevestigt hiermee de beslissing van de Rechtbank en verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in het beroep.

Uitspraak

12 oktober 2004
Strafkamer
nr. 00684/04 B
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda van 30 januari 2004, nummer RK: 03/1323, op een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 32 Sv in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard voorzover gericht tegen andere stukken dan die waarvan bij brief van 17 november 2003 inzage dan wel toevoeging als processtuk in het dossier is verzocht, één en ander zoals in de beschikking vermeld. De Rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard, voorzover het ertoe strekt dat de verdachte inzage dient te krijgen in het aanmeldingsformulier fiscale delicten en de verslagen van het selectie- en tripartiete overleg. De Rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, voorzover het ertoe strekt dat stukken door de Officier van Justitie aan het strafdossier dienen te worden toegevoegd.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Ingevolge het bepaalde in art. 446 Sv staat - voorzover bijzondere bepalingen niet anders regelen - voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie tegen beschikkingen slechts open voorzover daarbij een krachtens gemeld wetboek genomen vordering niet is toegewezen.
3.2. Geen bijzondere bepaling als evenbedoeld stelt cassatieberoep open tegen beschikkingen als bedoeld in art. 32 Sv. Dit brengt voor het onderhavige geval mee dat de Officier van Justitie niet kan worden ontvangen in het beroep tegen de bestreden beschikking van 30 januari 2004, die immers niet is gegeven op een vordering van het Openbaar Ministerie, maar op een bezwaarschrift van de verdachte.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2004.