ECLI:NL:HR:2004:AQ8921
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn in ontnemingszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Gerechtshof had het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de overschrijding van de termijn in dit geval tot niet-ontvankelijkheid moest leiden. De Hoge Raad benadrukte dat niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in ontnemingszaken slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene, geboren op de Nederlandse Antillen in 1972, die in Nederland woont. De Hoge Raad concludeerde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet voldoende was onderbouwd door het Hof, waardoor de beslissing niet in stand kon blijven.