ECLI:NL:HR:2004:AQ8842
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Mondelinge machtiging tot doorzoeking ter aanhouding in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in Syrië in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder wapenbezit en opiumdelicten. De verdediging stelde dat de aanhouding en de daaropvolgende huiszoeking onrechtmatig waren, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn en de machtiging tot binnentreden niet schriftelijk was verstrekt. Het Hof had echter geoordeeld dat er voldoende objectieve omstandigheden waren die de betrokkenheid van de verdachte bij de moord op twee broers en verboden wapenbezit aannemelijk maakten. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de machtiging tot doorzoeking ook mondeling kon worden gegeven, en dat de wettekst en wetsgeschiedenis dit niet uitsluiten. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden waren voor cassatie en de bestreden uitspraak niet ambtshalve vernietigd hoefde te worden. De uitspraak benadrukt de mogelijkheden van mondelinge machtigingen in het strafrecht en de vereisten voor rechtmatigheid van opsporingshandelingen.