ECLI:NL:HR:2004:AQ8830
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rechtmatigheid van vordering tot uitlevering van vuurwapen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Turkije in 1974, was veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Het Hof had de verdachte ter zake van het bezit van een vuurwapen van categorie III veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. De verdachte stelde in cassatie dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat de verbalisanten geen vordering tot uitlevering van het vuurwapen hadden gedaan, en dat er geen cautie was gegeven voorafgaand aan de ondervraging.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld dat de verbalisanten gebruik hadden gemaakt van hun bevoegdheid om de uitlevering van het vuurwapen te vorderen op basis van artikel 52, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Het Hof had terecht vastgesteld dat er geen verweer was gevoerd over de onrechtmatigheid van de vordering tot uitlevering tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De Hoge Raad concludeerde dat er geen rechtstreeks en ernstig vermoeden bestond van een onrechtmatige vordering tot uitlevering, waardoor het Hof niet verplicht was om daar verder onderzoek naar te doen.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De beslissing van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest bevestigt de rechtmatigheid van de vordering tot uitlevering en de wijze waarop het bewijs was verkregen.