ECLI:NL:HR:2004:AQ8806
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan België voor tenuitvoerlegging en strafvervolging
In deze zaak gaat het om een uitleveringsverzoek van België aan Nederland voor de opgeëiste persoon, geboren in 1949 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Midden Holland' te Haarlem. De Rechtbank te Haarlem heeft op 8 juni 2004 de uitlevering toelaatbaar verklaard, primair voor de tenuitvoerlegging van verschillende vrijheidsstraffen die zijn opgelegd door Belgische rechtbanken, en subsidiair voor strafvervolging. De opgeëiste persoon heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.F.J. Smeets.
De Hoge Raad heeft de zaak op 5 oktober 2004 behandeld en geconcludeerd dat de bestreden uitspraak niet onjuist is. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geadviseerd de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen, maar de Hoge Raad oordeelt dat de uitlevering toelaatbaar is, omdat er geen voorbehoud is gemaakt door de Nederlandse regering bij het Benelux-verdrag aangaande uitlevering en rechtshulp in strafzaken (BUV) met betrekking tot verstekvonnissen. Dit betekent dat de bepalingen van het BUV voorrang hebben boven het Europees Verdrag betreffende uitlevering (EUV) en het Tweede Aanvullend Protocol daarbij.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de door België overgelegde stukken niet aantonen dat de veroordelingen vatbaar zijn voor tenuitvoerlegging. De Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de uitlevering kan worden toegestaan, zowel voor tenuitvoerlegging als voor strafvervolging, afhankelijk van de situatie. Het beroep in cassatie is verworpen, en de Hoge Raad heeft geen gronden gevonden voor vernietiging van de bestreden uitspraak.