ECLI:NL:HR:2004:AQ8461
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Uitlevering en ontoelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Assen. De Rechtbank had op 23 april 2004 een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon door het Koninkrijk België ontoelaatbaar verklaard. De Officier van Justitie had beroep in cassatie ingesteld, omdat hij van mening was dat de Rechtbank de uitlevering ten onrechte had afgewezen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen van het Benelux-verdrag aangaande uitlevering en rechtshulp in strafzaken (BUV). De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had vastgesteld dat de overgelegde stukken, waaronder een Belgisch strafdossier en een overzicht van strafbare feiten, ontoereikend waren om te kunnen oordelen over de toelaatbaarheid van de uitlevering. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld en dat het middel van de Officier van Justitie faalde. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de Rechtbank.