ECLI:NL:HR:2004:AQ1084
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van het onderzoek door de raadkamer wegens verzuim van oproeping en proces-verbaal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 augustus 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De klager, geboren in 1947 zonder bekende woon- of verblijfplaats, had een beklag ingediend met betrekking tot de teruggave van een geldbedrag. De Rechtbank had het beklag niet-ontvankelijk verklaard. De klager heeft zich in cassatie laten bijstaan door mr. M. Moszkowicz, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Raadkamer, conform artikel 23 van het Wetboek van Strafvordering, verplicht is om het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers te horen, tenzij anders is voorgeschreven. Tevens is vastgesteld dat er een proces-verbaal moet worden opgemaakt van het onderzoek door de Raadkamer, zoals voorgeschreven in artikel 25 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat er geen bewijs is dat de Raadkamer deze voorschriften in acht heeft genomen, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van een verzuim dat de nietigheid van het onderzoek met zich meebrengt.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat het klaagschrift opnieuw kan worden behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de procesregels in de Raadkamerprocedure, en dat verzuimen hierin kunnen leiden tot nietigheid, ook al is dit niet expliciet in de wet vermeld.