ECLI:NL:HR:2004:AQ1084

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00204/04 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door de raadkamer wegens verzuim van oproeping en proces-verbaal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 augustus 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De klager, geboren in 1947 zonder bekende woon- of verblijfplaats, had een beklag ingediend met betrekking tot de teruggave van een geldbedrag. De Rechtbank had het beklag niet-ontvankelijk verklaard. De klager heeft zich in cassatie laten bijstaan door mr. M. Moszkowicz, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Raadkamer, conform artikel 23 van het Wetboek van Strafvordering, verplicht is om het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers te horen, tenzij anders is voorgeschreven. Tevens is vastgesteld dat er een proces-verbaal moet worden opgemaakt van het onderzoek door de Raadkamer, zoals voorgeschreven in artikel 25 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat er geen bewijs is dat de Raadkamer deze voorschriften in acht heeft genomen, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van een verzuim dat de nietigheid van het onderzoek met zich meebrengt.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat het klaagschrift opnieuw kan worden behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de procesregels in de Raadkamerprocedure, en dat verzuimen hierin kunnen leiden tot nietigheid, ook al is dit niet expliciet in de wet vermeld.

Uitspraak

31 augustus 2004
Strafkamer
nr. 00204/04 B
SCR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 31 oktober 2002, nummer RK 02/244, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft niet-ontvankelijk verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van het in bovenvermelde beschikking omschreven geldbedrag.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. M. Moszkowicz, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat klager en zijn raadsman ten onrechte niet zijn opgeroepen voor de behandeling van het klaagschrift in raadkamer alsmede de klacht dat ten onrechte geen proces-verbaal is opgemaakt van het onderzoek in raadkamer.
3.2. Ingevolge het tweede lid van art. 23 Sv moeten door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Ingevolge het vijfde lid van art. 23 Sv is vorenbedoeld voorschrift niet van toepassing voorzover het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad.
Volgens het eerste lid van art. 25 Sv moet van het onderzoek door de raadkamer door de griffier een proces-verbaal worden opgemaakt met daarin de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en voorts hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen. Dit artikel bevat tevens voorschriften over de inrichting, vaststelling en ondertekening van dat proces-verbaal en de voeging ervan bij de processtukken.
3.3. Aangezien de op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken niets inhouden waaruit kan worden afgeleid dat met inachtneming van de onder 3.2 vermelde voorschriften een onderzoek door de raadkamer is gehouden, moet worden aangenomen dat dit is verzuimd. Dit verzuim heeft betrekking op een wezenlijke vorm van de raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van het onderzoek moet meebrengen, ook al is deze nietigheid niet met zoveel woorden in de wet bedreigd.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op het onderhavige klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2004.