ECLI:NL:HR:2004:AP9662
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en ambtelijk verzuim
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen werd vernietigd. De belanghebbende had voor het jaar 1997 aangifte gedaan voor een belastbaar inkomen van ƒ 43.645, maar de definitieve aanslag werd vastgesteld op ƒ 37.746, omdat er fouten waren gemaakt bij de invoer van de loongegevens door de Inspectie. De belanghebbende had inkomsten uit arbeid van vijf inhoudingsplichtigen, maar slechts twee van deze inkomensbestanddelen waren correct ingevoerd. Hierdoor werd de navorderingsaanslag opgelegd, die door het Hof werd vernietigd op basis van ambtelijk verzuim.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de fout een gevolg is van een onjuiste vaststelling van de feiten, wat een aan navordering in de weg staand ambtelijk verzuim oplevert. De Hoge Raad bevestigt dat de hoofdregel van navordering, zoals vastgelegd in artikel 16, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet van toepassing is in dit geval, omdat de fout niet het gevolg was van een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur, maar van een vergissing. De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de navorderingsaanslag is vernietigd.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de vaststelling van belastingaanslagen en de gevolgen van ambtelijk verzuim voor de mogelijkheid tot navordering. De Hoge Raad wijst erop dat belastingplichtigen zich niet kunnen beroepen op het vertrouwen dat zij aan een onjuiste aanslag ontlenen, wanneer de fout redelijkerwijs kenbaar was.