ECLI:NL:HR:2004:AP8365
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Zwaardere straf opgelegd door het Hof in cassatie tegen de verdachte voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Rechtbank te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, voor het opzettelijk aanwezig hebben van xtc-pillen, een strafbaar feit onder de Opiumwet. De Advocaat-Generaal had in hoger beroep dezelfde straf geëist, maar de verdachte stelde dat het Hof een zwaardere straf had opgelegd dan door de Advocaat-Generaal was gevorderd, omdat het Hof een lichter feitencomplex had bewezen verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat voor de toepasselijkheid van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering, de kwalificatie van het strafbare feit en het geldende strafmaximum beslissend zijn, en niet de concrete ernst van het feit zoals die uit de bewijsmiddelen blijkt. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de verdachte niet voor een minder zwaar feit tot dezelfde straf had veroordeeld en dat het middel derhalve ondeugdelijk was. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak.