ECLI:NL:HR:2004:AP8079
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Verontreiniging van oppervlaktewateren en de reikwijdte van het begrip 'brengen'
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E.M. Röttgering, was in hoger beroep ontslagen van alle rechtsvervolging voor het opzettelijk overtreden van voorschriften van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte niet had gehandeld in strijd met de wet, omdat er geen sprake zou zijn geweest van het 'brengen' van verontreinigende stoffen in oppervlaktewater. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had beslist op het verweer van de verdachte. De Hoge Raad benadrukte dat het begrip 'brengen' in de context van de wet ruim moet worden opgevat, en dat ook handelingen die indirect leiden tot verontreiniging van oppervlaktewater onder dit begrip vallen. De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het beroep, omdat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de verdachte bleef ontslagen van rechtsvervolging.