ECLI:NL:HR:2004:AP6882
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake BON MANAGEMENT EN PARTICIPATIE B.V. tegen LAGEJA ELEKTROTECHNIEK B.V. en [verweerster 1]
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen BON MANAGEMENT EN PARTICIPATIE B.V. (hierna: BMP) en LAGEJA ELEKTROTECHNIEK B.V. en een andere verweerster. De zaak begon met een dagvaarding door de verweersters in cassatie, die BMP in 1996 voor de rechtbank te Utrecht hadden gedaagd. De verweersters vorderden betaling van aanzienlijke bedragen, vermeerderd met vertragingsrente. De rechtbank wees de vorderingen af in een vonnis van 26 november 1997, waarop de verweersters hoger beroep instelden bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank in een eindarrest van 27 februari 2003 en veroordeelde BMP tot betaling van bedragen aan de verweersters, vermeerderd met wettelijke rente. BMP ging in cassatie tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van BMP niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde BMP in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters waren begroot op een totaalbedrag van € 5.766,34.