ECLI:NL:HR:2004:AP6652
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over renteloze concernlening en fraus legis in vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, X-1 B.V., was opgelegd voor het boekjaar 1993/1994. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 6.925.683, maar na bezwaar van belanghebbende had het Hof de aanslag verminderd tot ƒ 4.519.548. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de financieringsrelatie tussen belanghebbende en een andere vennootschap binnen het concern zakelijk was, ondanks dat het ging om een renteloze lening. De Hoge Raad benadrukte dat het zakelijk karakter van de schuld niet in twijfel kan worden getrokken, ook al had het concern de mogelijkheid om eigen vermogen aan te wenden voor de financiering. De Hoge Raad verwierp het beroep van de Staatssecretaris en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de Staatssecretaris kwamen.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak om bij de beoordeling van fiscale constructies het zakelijke karakter van de onderliggende transacties in ogenschouw te nemen. De Hoge Raad concludeerde dat er geen sprake was van fraus legis, wat betekent dat de gekozen constructie niet in strijd was met de doel en strekking van de wet. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de fiscale behandeling van concernleningen en de toepassing van het leerstuk van fraus legis in de vennootschapsbelasting.