ECLI:NL:HR:2004:AP4769

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/067HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over alimentatiebijdrage voor minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw, wonende in Brazilië, een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Almelo op 9 april 2001, waarin zij vroeg om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige dochter. De man, die in Nederland woont, heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 17 april 2002 bepaald dat de man vanaf 3 mei 2000 een bedrag van € 454,-- per maand moet bijdragen. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, waar hij verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het alimentatieverzoek van de vrouw af te wijzen voor zover dit een bedrag van € 125,-- overschrijdt.

Het hof heeft op 12 november 2002 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor de periode van 3 mei 2000 tot 19 april 2002 en heeft de vrouw gevraagd om haar financiële situatie na 19 april 2002 te verduidelijken. Na ontvangst van de benodigde informatie heeft het hof op 18 maart 2003 de beschikking van de rechtbank opnieuw bekrachtigd, inclusief de bijdrage van de man vanaf 19 april 2002. De man heeft hiertegen cassatie ingesteld, maar de vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.

Uitspraak

1 oktober 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/067HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H. Barendrecht,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te Brazilië,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 9 april 2001 ter griffie van de rechtbank te Almelo ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht ten laste van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige [de dochter] vast te stellen van ƒ 1.000,-- per maand.
De man heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 17 april 2002 bepaald dat de man met ingang van 3 mei 2000 een bedrag van € 454,-- per maand dient bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van [de dochter].
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De man heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het (kinder-)alimentatieverzoek van de vrouw af te wijzen voor zover dit een bedrag van € 125,-- overschrijdt.
Bij tussenbeschikking van 12 november 2002 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor zover het betreft de periode van 3 mei 2000 tot 19 april 2002. Het hof heeft voorts de vrouw in de gelegenheid gesteld zich over haar financiële omstandigheden na 19 april 2002 uit te laten en gegevens daaromtrent over te leggen.
Bij brief van 16 december 2002 heeft de advocaat van de vrouw zich uitgelaten over het inkomen en de draagkracht van de vrouw in de periode vanaf 19 april 2002. De advocaat van de man heeft hierop gereageerd.
Bij eindbeschikking van 18 maart 2003 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, ook voorzover dit betreft de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] vanaf 19 april 2002.
De eindbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 1 oktober 2004.