ECLI:NL:HR:2004:AP4498

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/208HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de Gemeente Beek inzake onrechtmatige daad en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], de Gemeente Beek gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht. Eiser vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld en verzocht om schadevergoeding, nader op te maken bij staat. De rechtbank oordeelde op 18 oktober 2001 dat de Gemeente inderdaad onrechtmatig had gehandeld door onvoldoende toezicht te houden bij de bouw van een winkel met appartementen, wat leidde tot schade aan het huis van eiser. De Gemeente ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar eiser incidenteel hoger beroep instelde en zijn vordering vermeerderde. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank op 13 maart 2003 en wees de vordering van eiser af. Eiser ging in cassatie tegen dit arrest.

De Hoge Raad heeft op 15 oktober 2004 het beroep in cassatie verworpen. De raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels waren betrokken bij de uitspraak. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte ook tot verwerping van het beroep. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente werden begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

15 oktober 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/208HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
DE GEMEENTE BEEK,
gevestigd te Beek,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 17 november 1997 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de Gemeente jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en de Gemeente te veroordelen tot een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en met veroordeling van de Gemeente de kosten van deze procedure.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 oktober 2001 voor recht verklaard dat de Gemeente jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende toezicht uit te oefenen bij de bouw van een winkel met appartementen aan de [a-straat 1] te [plaats] waardoor in het huis van [eiser] aan de [a-straat 2] te [plaats] scheurvorming door gebrekkige ondervanging en vochtproblemen door de afwezigheid van een spouwmuur zijn ontstaan en de Gemeente veroordeeld om aan [eiser] de daardoor ontstane schade te betalen, nader op te maken bij staat.
Tegen dit vonnis heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Eiser] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Daarbij heeft [eiser] de grondslag van zijn vordering vermeerderd.
Bij arrest van 13 maart 2003 heeft het hof op het principaal en incidenteel appel het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiser] alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Gemeente mede door mr. J. Brandt, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 8 juli 2004 op die conclusie gereageerd. Op de brieven van 23 maart en 23 april 2004, waarbij de advocaat van [eiser] nog stukken in het geding wilde brengen, slaat de
Hoge Raad geen acht, nu de wet tot het indienen daarvan niet de mogelijkheid biedt.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 15 oktober 2004.