ECLI:NL:HR:2004:AP4380
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie van naheffingsaanslag loonbelasting en premies voor directeur/aandeelhouder
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 1 mei 2003, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 1858, werd opgelegd aan belanghebbende, die bezwaar maakte tegen deze aanslag. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De kern van het geschil voor het Hof was of de directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende, A, uitgesloten was van deelname aan de premiespaarregeling en de spaarloonregeling op basis van artikel 23 van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen. Het Hof bevestigde deze uitsluiting. Belanghebbende voerde in cassatie enkele klachten aan, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de werknemers die in dienst zijn bij de maatschap waarvan belanghebbende deel uitmaakt, niet als werknemers van belanghebbende kunnen worden beschouwd voor de toepassing van de genoemde regeling.
De Hoge Raad concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de directeur van belanghebbende was uitgesloten van de premiespaarregeling en de spaarloonregeling. De overige klachten van belanghebbende konden evenmin tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.