ECLI:NL:HR:2004:AP4378
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onroerendezaakbelastingen en cultuurgrondvrijstelling in het kader van substraatteelt
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op navorderingsaanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 1998. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd door de gemeente Pijnacker-Nootdorp, naar aanleiding van het genot krachtens zakelijk recht en het gebruik van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z. De heffingsgrondslag voor deze aanslagen bedroeg ƒ 665.000. Na bezwaar tegen deze aanslagen heeft de directeur van de sector Middelen a.i. de aanslagen gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof.
Het Gerechtshof heeft op 22 januari 2003 de uitspraak gedaan dat het beroep van belanghebbende ongegrond was. Deze uitspraak is later door de Hoge Raad vernietigd op 22 maart 2002, met verwijzing naar het Gerechtshof voor verdere behandeling. Het Hof heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat er geen sprake was van een beleid van de gemeente om de cultuurgrondvrijstelling toe te passen in gevallen van substraatteelt, ondanks eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad. Dit oordeel is door de Hoge Raad in cassatie bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat het oordeel van het Hof feitelijk van aard is en niet op juistheid kan worden getoetst in cassatie.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het middel van belanghebbende faalt, zowel wat betreft de stelling over het beleid van de gemeente als de argumenten die tegen de uitspraak van het Hof zijn ingebracht. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 juni 2004.