ECLI:NL:HR:2004:AP4376
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag in de inkomstenbelasting en het niet-actievenforfait
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 april 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 42.410 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende en bevestigt het oordeel van het Hof dat het toekennen van een voordeel aan niet-actieve belastingplichtigen om inkomenspolitieke redenen een geoorloofd doel van overheidsbeleid is. De Hoge Raad stelt vast dat de wetgever met de verhoging van het niet-actievenforfait een doeltreffende regeling heeft getroffen die in beginsel alle uitkeringsgerechtigden bestrijkt. De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever niet in strijd is gekomen met het verbod van discriminatie, zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR.
De Hoge Raad benadrukt dat niet elke ongelijke behandeling van gelijke gevallen verboden is, maar alleen die zonder objectieve en redelijke rechtvaardiging. De wetgever heeft ruime beoordelingsvrijheid bij het bepalen van deze rechtvaardiging. De regeling leidt in sommige gevallen tot ongelijke behandeling, maar de Hoge Raad oordeelt dat de wetgever binnen zijn grenzen is gebleven en dat de klachten van belanghebbende falen.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen op 25 juni 2004 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.