ECLI:NL:HR:2004:AP4260

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02808/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.L.M. Urlings
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de status van de bibliotheek van de Erasmus Universiteit als voor de openbare dienst bestemd lokaal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van wederrechtelijk binnendringen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, namelijk de bibliotheek van de Erasmus Universiteit te Rotterdam. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 5 en 11 oktober 2001 heeft de verdachte zich zonder toestemming in de bibliotheek bevonden. De verdediging stelde dat de bibliotheek geen voor de openbare dienst bestemd lokaal was, omdat er geen volledig openbaar karakter aan de bibliotheek zou zijn. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de bibliotheek, als onderdeel van een publiekrechtelijke instelling, wel degelijk onder de definitie van een voor de openbare dienst bestemd lokaal valt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de opvatting van de verdediging geen steun vond in het recht. De Hoge Raad oordeelde dat de lokalen van de Erasmus Universiteit, waaronder de bibliotheek, moeten worden gerekend tot de voor de openbare dienst bestemde lokalen in de zin van artikel 139 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,- of vijf dagen hechtenis.

Uitspraak

12 oktober 2004
Strafkamer
nr. 02808/03
AGJ/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 oktober 2003, nummer 22/003407-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 16 juni 2003 - de verdachte ter zake van 1. en 2. "het in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair vijf dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de lokalen van de Erasmus Universiteit te Rotterdam - en derhalve ook de bibliotheek waar het in deze zaak om gaat - voor de openbare dienst bestemd zijn.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
1. "hij op 5 oktober 2001 te Rotterdam wederrechtelijk is binnengedrongen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de bibliotheek van de Erasmus Universiteit, gevestigd aan de Burgemeester Oudlaan"
en
2. "hij op 11 oktober 2001 te Rotterdam wederrechtelijk is binnengedrongen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de bibliotheek van de Erasmus Universiteit, gevestigd aan de Burgemeester Oudlaan".
3.3. Het Hof heeft een ter terechtzitting gevoerd verweer - voorzover hier van belang - als volgt samengevat en verworpen:
"8.1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd - zakelijk weergegeven - dat (de bibliotheek van) de Erasmus Universiteit, gevestigd aan de Burgemeester Oudlaan te Rotterdam, geen voor openbare dienst bestemd lokaal is. (...). Naar de mening van de raadsman moet dit leiden tot vrijspraak van de verdachte.
8.2
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
De voor openbare dienst bestemde lokalen zijn lokalen, gebruikt door publiekrechtelijke lichamen, zoals het kantoor van de belastingdienst, de gerechtszaal, lokaliteiten van rijks- en gemeente universiteiten, gemeentehuizen, provinciehuizen, etc. Ook (de bibliotheek van) de Erasmus Universiteit dient onder deze categorie geschaard te worden.
Nu uit het dossier (...) blijkt dat verdachte zich op 5 en 11 oktober 2001 (...) heeft begeven (...) op het terrein van (de bibliotheek van) de Erasmus Universiteit, dient ook dit verweer te worden verworpen."
3.4.1. Voorzover het middel berust op de opvatting dat in het geval dat geen sprake is van een "volledig openbaar karakter van de bibliotheek", niet gezegd kan worden dat het gaat om een voor de openbare dienst bestemd lokaal, faalt het, omdat die opvatting geen steun vindt in het recht.
3.4.2. Ook overigens slaagt het middel niet. De Erasmus Universiteit te Rotterdam, waaraan ingevolge art. 1.3, eerste lid, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHV) onder meer het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs is opgedragen, is blijkens art.1.1 aanhef en sub h, WHV in verbinding met de bijlage bij die wet een openbare en derhalve een van de overheid uitgaande onderwijsinstelling.
Dat brengt mee dat de ten behoeve van het vervullen van die taak bij die universiteit in gebruik zijnde lokalen, waaronder de bibliotheek, moeten worden gerekend tot de voor de openbare dienst bestemde lokalen in de zin van art. 139, eerste lid, Sr. Het in het middel aangevallen oordeel van het Hof is dus juist.
3.5. Het middel is derhalve vruchteloos voorgesteld.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.L.M. Urlings, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 oktober 2004.