ECLI:NL:HR:2004:AP4172
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van artikel 197b Sr bij arbeid verricht door illegaal verblijvende personen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in Roemenië, was beschuldigd van het laten verrichten van arbeid door een persoon die zich wederrechtelijk toegang tot Nederland had verschaft. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht, dat strafbaar stelt dat iemand een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst arbeid laat verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of het verblijf wederrechtelijk is.
De verdachte had een vrouw, [betrokkene 1], uit Roemenië naar Nederland gehaald om voor zijn kinderen te zorgen en huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, ondanks het verweer van de verdediging dat dit niet het geval was. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de opvatting dat artikel 197b Sr alleen van toepassing is bij georganiseerde handel in illegale arbeidskrachten, onjuist is. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring voldoende was onderbouwd en dat de verdachte inderdaad een ander krachtens overeenkomst arbeid had laten verrichten.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de veroordeling van het Hof, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van artikel 197b Sr en de verantwoordelijkheden van werkgevers met betrekking tot de tewerkstelling van personen zonder rechtmatig verblijf in Nederland.