ECLI:NL:HR:2004:AP2834

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/084HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake verontreiniging van weiland en erf met betrekking tot vordering tot verwijdering en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en verweerders over de verontreiniging van weiland en erf. Verweerders hebben eiser op 19 juni 1998 gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden, waarbij zij vorderden dat eiser hen zou machtigen om de verontreiniging in hun weiland te verwijderen en dat eiser de kosten hiervan zou vergoeden. Eiser heeft de vorderingen bestreden. De rechtbank heeft op 16 augustus 2000 de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling. Verweerders hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 2 oktober 2002 het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de vordering van verweerders heeft toegewezen. Eiser heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 9 juli 2004.

Uitspraak

9 juli 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/084HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploot van 19 juni 1998 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair: [verweerder] c.s. te machtigen op kosten van [eiser] de door hem in hun weiland gestorte verontreiniging ter plaatse van twee voormalige greppels te (doen) verwijderen en het weiland en het bij de woning behorend erf vervolgens weer in goede staat te brengen, met veroordeling van [eiser] om op vertoon van de desbetreffende factuur, het factuurbedrag aan [verweerder] c.s. te voldoen;
subsidiair: [eiser] te veroordelen om aan [verweerder] c.s. te vergoeden de kosten, gemoeid met het (doen) verwijderen van de verontreiniging en het weer in goede staat brengen van weiland en erf, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en [eiser] te veroordelen aan [verweerder] c.s. te vergoeden de kosten van het deskundigenonderzoek ten bedrage van ƒ 3.583,75 en die van graafwerkzaamheden ten bedrage van ƒ 572,40.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 16 augustus 2000 de zaak naar de rol verwezen opdat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon en het aantal te benoemen deskundigen en de voor te leggen vragen en voor het overige iedere beslissing aangehouden.
Tegen dit tussenvonnis hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 2 oktober 2002 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de primaire vordering van [verweerder] c.s. toegewezen, [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerder] c.s. van een bedrag van € 1.885,98 (ƒ 4.156,15), en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 9 juli 2004.