ECLI:NL:HR:2004:AP2609
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ABN AMRO Bank N.V. inzake onrechtmatige daad en wanprestatie
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen, cassatie ingesteld tegen ABN AMRO Bank N.V., die werd vertegenwoordigd door mr. F.E. Vermeulen. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een vordering van de Bank tegen eiser, waarbij de Bank eiser heeft gedagvaard voor de rechtbank te Breda. De Bank vorderde een betaling van ƒ 791.428,61, vermeerderd met rente. Eiser heeft de vordering bestreden en in reconventie schadevergoeding gevorderd, stellende dat de Bank onrechtmatig heeft gehandeld en wanprestatie heeft gepleegd. De rechtbank heeft in eerste aanleg eiser veroordeeld tot betaling aan de Bank, maar de vorderingen van eiser in reconventie zijn afgewezen.
Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar hij zijn eis in reconventie heeft gewijzigd en vermeerderd. Het hof heeft de zaak behandeld en een tussenarrest gewezen, waarin het partijen de gelegenheid gaf om hun standpunten te verduidelijken. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Bank zijn begroot op € 4.895,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.