ECLI:NL:HR:2004:AP1888
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van artikel 3:172 BW in successierechtelijke context
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 september 2002, betreffende een aanslag in het recht van successie na de verkrijging uit de nalatenschap van B, die op 14 juni 1998 is overleden. De Inspecteur had een aanslag opgelegd, die na bezwaar was verminderd tot een verkrijging van ƒ 746.063. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de belaste verkrijging vastgesteld op ƒ 726.166 (€ 329.626), met een bijbehorende aanslag van ƒ 118.916 (€ 53.961,73). De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie.
In cassatie klaagt belanghebbende dat het Hof artikel 3:172 BW heeft geschonden door te oordelen dat het bestaan van een 'regeling' kan worden afgeleid uit gedragingen van partijen. Belanghebbende stelt dat een actieve rol van partijen vereist is voor een 'regeling'. De Hoge Raad oordeelt echter dat een 'regeling' in de zin van artikel 3:172 BW kan voortvloeien uit wat partijen bij overeenkomst regelen, en dat de (wils)verklaringen in elke vorm kunnen geschieden, ook in gedragingen. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2004.