ECLI:NL:HR:2004:AP1885

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38829
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zelfstandigenaftrek en uren besteed aan cursus Algemene Ondernemersvaardigheden

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 17 oktober 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 46.966, en na bezwaar was deze door de Inspecteur gehandhaafd. Het Gerechtshof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 juni 2004 het beroep in cassatie gegrond verklaard. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuist criterium had aangelegd bij de beoordeling van de zelfstandigenaftrek, specifiek met betrekking tot de uren die belanghebbende had besteed aan een cursus Algemene Ondernemersvaardigheden. De Hoge Raad stelde dat ook uren besteed aan het verkrijgen van vakkennis voor het uitoefenen van een onderneming kunnen worden aangemerkt als uren besteed aan het feitelijk drijven van een onderneming.

Daarnaast gelastte de Hoge Raad dat de Staat het griffierecht van € 82 aan belanghebbende vergoedt en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Uitspraak

Nr. 38.829
18 juni 2004
LB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 17 oktober 2002, nr. 01/01209, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 46.966, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft in 1999 een cursus Algemene Ondernemersvaardigheden gevolgd.
3.1.2. Voor het Hof was in geschil of belanghebbende recht heeft op de zelfstandigenaftrek als bedoeld in artikel 44m, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), in het bijzonder of de uren, besteed aan genoemde cursus, kunnen worden aangemerkt als uren besteed aan het feitelijk drijven van een onderneming.
3.2. Artikel 44m, lid 1, van de Wet bepaalt dat ten aanzien van de belastingplichtige die winst uit onderneming geniet en bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar, doch nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, een zelfstandigenaftrek wordt toegepast indien gedurende het kalenderjaar de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 1225 uren in beslag wordt genomen door het voor eigen rekening feitelijk drijven van een onderneming.
3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat de uren die belanghebbende heeft besteed aan het volgen van de cursus AOV niet kunnen worden aangemerkt als uren besteed aan het feitelijk drijven van een onderneming, nu de cursus niet is gevolgd met het oog op het op peil houden van reeds aanwezige vakkennis.
3.4 Naar de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 14 maart 2003, nr. 37975, BNB 2003/201, kunnen ook uren die worden besteed aan het verkrijgen van vakkennis om een reeds uitgeoefende onderneming te kunnen blijven uitoefenen, worden aangemerkt als uren besteed aan het feitelijk drijven van een onderneming.
3.5 Gelet op het hetgeen hiervóór is overwogen heeft het Hof een onjuist criterium aangelegd. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 82, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2004.