ECLI:NL:HR:2004:AP1672

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/173HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een arbeidszaak over achterstallig loon en vakantiegeld

In deze zaak heeft HBF Hydro-Boring- en Funderingstechnieken B.V. (hierna: HBF), gevestigd te Oosthuizen, cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank te Haarlem. De zaak begon toen verweerder, wonende te [woonplaats], HBF op 27 april 2001 dagvaardde voor de kantonrechter te Zaandam. Verweerder vorderde een betaling van het bruto-equivalent van ƒ 12.089,59 ter zake van achterstallig loon en vakantiegeld, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De kantonrechter wees de vordering af bij vonnis van 1 november 2001. Verweerder ging in hoger beroep, en de rechtbank vernietigde het vonnis van de kantonrechter bij eindvonnis van 24 december 2004, waarbij de vordering van verweerder grotendeels werd toegewezen. HBF ging hiertegen in cassatie.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was voldoende gemotiveerd, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en HBF veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 399,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 22 oktober 2004.

Uitspraak

22 oktober 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/173HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HBF HYDRO- BORING- EN FUNDERINGSTECHNIEKEN B.V.,
gevestigd te Oosthuizen, gemeente Zeevang,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 27 april 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: HBF - gedagvaard voor de kantonrechter te Zaandam, gemeente Zaanstad, en gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, HBF te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te betalen het bruto-equivalent van het netto-bedrag van ƒ 12.089,59 ter zake van achterstallig loon en vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging wegens vertraging op grond van artikel 7:625 BW, en vermeerderd met de wettelijke rente over het aan [verweerder] toekomende loon plus verhoging tot aan de dag der algehele voldoening.
HBF heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij rolbeschikking van 12 juli 2001 een comparitie van partijen gelast en bij vonnis van 1 november 2001 de vordering afgewezen.
Tegen het vonnis van 1 november 2001 heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Haarlem.
Bij tussenvonnis van 20 augustus 2002 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door beide partijen en bij eindvonnis van 24 december 2004 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [verweerder] grotendeels toegewezen.
Beide vonnissen van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide vonnissen van de rechtbank heeft HBF beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt HBF in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 399,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 22 oktober 2004.