ECLI:NL:HR:2004:AP1639

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/050HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake onrechtmatige daad en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, verweersters in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W. Scheltema, gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam. Eiseres vorderde schadevergoeding wegens een onrechtmatige daad, met de eis dat verweersters hoofdelijk aansprakelijk zouden worden gesteld. De rechtbank heeft op 3 september 1998 de vordering afgewezen, waarna eiseres hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 28 november 2002 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft op 11 juni 2004 het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

11 juni 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/050HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 10 juni 1996 verweersters in cassatie - gezamenlijk verder te noemen: [verweersters] - gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd bij vonnis, voorzover de wet dit toelaat uit voerbaar bij voorraad, [verweersters] hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot het vergoeden van de schade die [eiseres] door de jegens haar gepleegde onrechtmatige daad heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweersters] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 3 september 1998 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 28 november 2002 heeft het hof voormeld vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweersters] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweersters] begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 juni 2004.