ECLI:NL:HR:2004:AP1482
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van klaagschrift ex artikel 552a Sv na termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 augustus 2004 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een klaagschrift dat was ingediend door de klager, geboren op de Nederlandse Antillen. Het klaagschrift was ingediend op 26 mei 2003, meer dan drie maanden na de beëindiging van de strafzaak tegen de broer van de klager, [betrokkene 1], die op 16 juli 2002 was geëindigd. De Rechtbank te Zwolle had het klaagschrift ongegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank had moeten constateren dat het klaagschrift niet-ontvankelijk was, omdat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn beklag. De Hoge Raad heeft de bestreden beschikking van de Rechtbank vernietigd en de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Deze uitspraak benadrukt het belang van de termijnoverschrijding in het kader van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij een klaagschrift niet-ontvankelijk is indien het meer dan drie maanden na de beëindiging van de strafzaak wordt ingediend. De uitspraak is relevant voor de rechtspraktijk, omdat het de strikte toepassing van termijnen in het strafrecht onderstreept.