ECLI:NL:HR:2004:AP1431
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Verrekening van omzetbelasting binnen fiscale eenheid na verbreking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres], vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen, en de Ontvanger van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Schenck. De zaak betreft de vraag of de Ontvanger bevoegd was om een teruggaaf van omzetbelasting aan [eiseres] te verrekenen met een belastingschuld van [A] B.V., nadat de fiscale eenheid tussen [eiseres] en [A] was verbroken. De rechtbank te Breda had eerder de vorderingen van [eiseres] afgewezen, waarna [eiseres] sprongcassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest de relevante feiten samengevat, waarbij het van belang is dat [eiseres] en [A] gedurende 1999 een fiscale eenheid vormden. Na het faillissement van [A] op 4 januari 2000 heeft de Ontvanger op 10 april 2000 de teruggaven omzetbelasting verrekend met de belastingschuld van [A]. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat verrekening ook mogelijk was na de verbreking van de fiscale eenheid, mits de teruggaaf en de schuld beide hun materiële grondslag vinden in een tijdvak waarin de vennootschappen deel uitmaakten van dezelfde fiscale eenheid.
De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank, maar alleen ten aanzien van de proceskosten. [Eiseres] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten in eerste aanleg aan de zijde van de Ontvanger, en ook in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de verrekeningsbevoegdheid binnen fiscale eenheden, vooral in het licht van de beëindiging van die eenheid.