ECLI:NL:HR:2004:AP1379
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van navorderingsaanslag en verhoging bij niet-naleving van hoorplicht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende ontving een aanslag op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 32.345, gevolgd door een navorderingsaanslag van ƒ 82.345, met een verhoging van 100 procent. De Inspecteur handhaafde de navorderingsaanslag en de verhoging na bezwaar van de belanghebbende. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende aanvoert dat de Inspecteur niet heeft voldaan aan de hoorplicht zoals vastgelegd in artikel 67k van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Het Hof had echter geoordeeld dat de Inspecteur wel voldeed aan artikel 67g, lid 2 AWR en dat de niet-naleving van artikel 67k geen gevolgen had voor de hoogte van de opgelegde boete. De Hoge Raad concludeert dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet in haar belangen is geschaad door de niet-naleving van de hoorplicht, aangezien er voldoende gelegenheid was voor de belanghebbende om zich te verweren tegen de verhoging.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de overige middelen van de belanghebbende ook niet tot cassatie kunnen leiden. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 11 juni 2004.