ECLI:NL:HR:2004:AP1215
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Betrokkenheid bij en veroorzaken van een verkeersongeval ex art. 7.1 WVW 1994
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1967, was betrokken bij een verkeersongeval op 16 juni 2000 te Amsterdam, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, dat het verboden maakt de plaats van een verkeersongeval te verlaten indien men daarbij betrokken is of door wiens gedraging het ongeval is veroorzaakt. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.G. Pherai.
De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte beoordeeld, waaronder de stelling dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring voldoende was gemotiveerd en dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad benadrukte dat betrokkenheid bij een verkeersongeval betekent dat het motorrijtuig rechtstreeks bij het ongeval betrokken moet zijn, en dat de bestuurder in dat geval ook als veroorzaker kan worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte door het Hof in stand blijft. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de Wegenverkeerswet en de voorwaarden waaronder iemand als betrokken of veroorzaker van een verkeersongeval kan worden aangemerkt.