3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In of omstreeks april 1978 hebben de Gemeente en de toenmalige wethouder van de Gemeente [eiser 1] bij onderhandse akte een exploitatieovereenkomst gesloten voor een bouwperceel aan de [...] in het bestemmingsplan 'Hoeven 1973', uit hoofde waarvan [eiser 1] aan de Gemeente zou betalen een exploitatiebijdrage van ƒ 67.904,28.
(ii) In augustus 1978 heeft [eiser 1] het perceel verkocht en in eigendom overgedragen aan de toenmalige secretaris van de Gemeente [eiser 2].
(iii) Bij notariële akte van 9 augustus 1978 heeft de Gemeente aan [eiser 2] hiervoor een geldlening onder verband van hypotheek verstrekt. Op de op grond hiervan aan [eiser 2] ter beschikking te stellen gelden heeft de Gemeente de exploitatiebijdrage ingehouden.
(iv) Op 19 september 1978 is een vergunning voor de bouw van een woonhuis op het perceel verleend.
(v) Op 11 oktober 1995 heeft [eiser 1] "alle eventuele rechten op de gemeente Uden wegens ten onrechte gevorderde exploitatiebijdrage" gecedeerd aan [eiser 2].
(vi) Met 57 personen met wie de Gemeente in de loop der jaren exploitatieovereenkomsten heeft gesloten, heeft de Gemeente bij vaststellingsovereenkomst van 7 juni 1996 een regeling getroffen voor (gedeeltelijke) terugbetaling van als exploitatiebijdragen aan de Gemeente betaalde gelden. De Gemeente is bij die vaststellingsovereenkomst vertegenwoordigd door de terzake als haar gemachtigde optredende [betrokkene 1] en haar wederpartijen door Juridisch Adviesbureau Uden (JAU). Bij die overeenkomst zijn diverse categorieën belanghebbenden onderscheiden, onder meer B 5) "bedrijven, die als gekwalificeerde wederpartij voldoende juridische kennis in huis hadden zodat er van equality of arms gesproken kan worden".
(vii) Bij brief van 10 juni 1996 hebben burgemeester en wethouders van de Gemeente aan [eiser 2] bericht:
"In aansluiting op onze brief van 21 juli 1995, betrekking hebbende op in het verleden betaalde exploitatiebijdragen, kunnen wij u thans nader berichten. Zeer onlangs hebben wij overeenstemming bereikt over een regeling in der minne met circa vijftig belanghebbenden, vertegenwoordigd door het Juridisch Adviesbureau Uden. In de eerstkomende raadsvergadering zullen wij aan de Raad vragen om zijn goedkeuring te hechten aan het bereikte akkoord. Bij die gelegenheid zullen wij tevens aan de Raad voorstellen om ook aan overige belanghebbenden een aanbod te doen tot regeling dat aansluit bij voormeld akkoord. Wij zullen u uiteraard zo spoedig mogelijk nader berichten."
(viii) Bij brief van 3 december 1996 aan de vertegenwoordiger [betrokkene 1] van de Gemeente heeft [eiser 1] onder meer bericht:
"Ik stel géén vordering in over het tijdvak dat ik wethouder was van de gemeente Uden. De vordering die [eiser 2] denkt te hebben heb ik (...) aan hem overgedragen en ik wil daar eveneens geen vordering op hebben. (...) Ik heb deze brief geschreven zoals dat mij het duidelijkste voorkomt, verder verblijvend (...)."
(ix) [Eiser 2], die jurist is, heeft bij brief van 30 juli 1993 jegens de Gemeente aanspraak gemaakt op terugbetaling van de door hem voldane exploitatiebijdrage op de grond dat deze onverschuldigd was betaald nu de daaraan ten gronde liggende overeenkomst nietig was. De Gemeente heeft die terugbetaling gemotiveerd geweigerd bij brieven van 30 januari 1996 en 9 september 1996.
(x) De hiervoor onder (vii) aangehaalde brief van 10 juni 1996 van de Gemeente was verzonden aan belanghebbenden die niet partij waren (zijn) bij de eerdergenoemde vaststellingsovereenkomst, onder wie dus [eiser 2]. [Eiser 2] heeft deze brief opgevat als een toezegging aan hem. De Gemeente duidt deze brief aan als een algemene mededeling waaraan geen rechten waren (zijn) te ontlenen en die overigens bij vergissing en ten onrechte aan [eiser 2] is verzonden.