ECLI:NL:HR:2004:AP1074
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake schadevergoeding en verhaalsrecht van de werkgever na verkeersongeval
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Zwolsche Algemene Schadeverzekering N.V. (eiseres) en B.V. Vormenfabriek Tilburg (verweerster). De zaak betreft een geschil over de vergoeding van buitengerechtelijke kosten die Vormenfabriek heeft gemaakt na een verkeersongeval waarbij een werknemer van Vormenfabriek arbeidsongeschikt raakte. De Zwolsche had de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, maar weigerde de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter had de vordering van Vormenfabriek toegewezen, maar de rechtbank vernietigde dit vonnis en wees een lager bedrag toe. Vormenfabriek ging in cassatie tegen het vonnis van de rechtbank.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat het verhaalsrecht van de werkgever moet worden gezien als een schadevergoedingsvordering. De Hoge Raad verduidelijkte dat het verhaalsrecht van de werkgever, zoals geregeld in artikel 6:107a lid 2 BW, niet alleen betrekking heeft op de loondoorbetaling, maar ook op de gemaakte buitengerechtelijke kosten. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd Vormenfabriek in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van het verhaalsrecht van werkgevers in vergelijkbare situaties, waarbij de Hoge Raad de consistentie van het systeem van regresrechten benadrukt en de voorwaarden waaronder buitengerechtelijke kosten verhaald kunnen worden.